Erve Coeningh project

 

Stichting Monumenten Westerwolde

Het "Erve Coeningh" project te Vlagtwedde

 

Archeologisch onderzoek onder de Schoolstraat 37 te Vlagtwedde

Op basis van de 16e-eeuwse hoenderbelastingregisters weten we dat aan de Schoolstraat in Vlagtwedde van oudsher een vijftal boerenhoeves lag. Van noord naar zuid zijn dit de erven Coeningh, Sijmens, Hoijtingh, Sickes en Wilthing. Ten tijde van de eerste kadastrale metingen van 1829 was het erve Coeningh al opgesplitst in vijf kleinere percelen. In april 2009 werd aan de Schoolstraat 37 te Vlagtwedde een kleine boerderij gesloopt die op het zuidelijke deel van het oorspronkelijke erve Coeningh stond. Volgens een inscriptie bij de voordeur dateert het boederijtje uit 1901. Delen van het muurwerk en de eikenhouten gebinten wezen echter op een hogere ouderdom. De verscheidenheid aan constructiegaten en telmerken deed bovendien vermoeden dat het hout was hergebruikt. Een goede aanleiding voor de Stichting Monumenten Westerwolde, die zich richt op onderzoek en renovatie van monumenten in Westerwolde van vóór 1850, om de bouwhistorici Battjes en Ladrak de bouwgeschiedenis van het pand te laten onderzoeken. Dit bestond onder meer uit het opmeten en dateren van de gebinten. Door alle balken op te meten en alle bouwsporen te interpreteren lukte het om een gebintreconstructie te maken. Ook werd duidelijk dat enkele muren opgetrokken zijn geweest in vakwerk, aangesmeerd met leem. Onderzoek van de jaarringen bracht aan het licht dat het balkhout omstreeks 1715, 1716 moet zijn gekapt, zodat we kunnen aannemen dat alle hout toch tot de oorspronkelijke gebintconstructie behoort.

 

Ondertussen had het bestuur van de Stichting Monumenten Westerwolde het idee opgevat om ook de sporen in de ondergrond te laten onderzoeken. De uitgraving van het cunet op de bouwlocatie is begeleid door archeologen van het ARC. Bij het verwijderen van de teelaarde stuitte men al snel op een lemen vloer en zes grote veldkeien, die mogelijk als stiep hebben gediend. Onder de bouwvoor in het gele zand werden een groot aantal paalgaten en een waterput gevonden. Deze paalgaten zijn het gevolg van de gewoonte in vroeger tijden om de staanders van de gebinten in te graven in de ondergrond. Pas aan het einde van de Middeleeuwen ging men de staanders op stiepen plaatsen.

 

Volgens de onderzoekers van het ARC maken de paalgaten deel uit van twee, mogelijk drie houten structuren. Het kleine onderzoeksvlak (18x26m) belette echter de reconstructie van een betrouwbare plattegrond. Tijdens de opgraving is een aantal vondsten verzameld dat meer licht werpt op de ouderdom van de bewoning ter plekke. Fragmenten van kogelpotaardewerk dateren bijvoorbeeld uit de late Middeleeuwen maar het meeste aardewerk is roodbakkend en dateert uit de late 15e eeuw en de 16e eeuw. In de waterput is vrijwel uitsluitend aardewerk uit de 16e en 17e eeuw aangetroffen.

 

Westerwolde werd veelal gezien als een gebied dat qua boerderijbouw een eigen ontwikkeling kende, maar tot een goede analyse van die ontwikkeling is het nooit gekomen. Het ondrezoek aan de Schoolstraat maakt duidelijk dat aan de hand van bouwhistorisch onderzoek van gebinten alsnog de ouderdom en de constructiewijze van voormalige boerderijen kan worden bepaald. Aangezien bij veel Westerwoldse boerderijen het oude bouwmateriaal van de voorloper is hergebruikt, biedt dit volop perspectief voor verder onderzoek. Ook is duidelijk geworden dat het middeleeuwse bodemarchief nog steeds aanwezig is onder de huidige bebouwing. Onderzoek voorafgaande aan bouwactiviteiten in de oude dorpskernen en gehuchten blijkt ook anno 2009 nog heel goed mogelijk en kan daarom nog steeds een schat aan informatie opleveren over de bewoningsgeschiedenis van Westerwolde.

 

Berend Jan Harding

 

Bron: Historisch Jaarboek Groningen 2010 (pagina's 156/157)

 

 

Fotoreportage archeologisch onderzoek: